Atletiek heeft verschillende componenten: rennen, springen en gooien. Daarnaast is er rondom en kan men onderscheid maken tussen binnen-, buiten- en wegatletiek.
Kogelstoten
Bij kogelstoten is de startpositie met de rug naar de werprichting. Ze maken een glijdende beweging binnen een cirkel of gebruiken een draaiende techniek om vervolgens de kogel uit de nek te gooien. De volwassen mannen gooien ongeveer 23 meter afstand met een kogel van ruim 7,25 kg. De volwassen vrouwen gooien vanaf een afstand van 22 meter een kogel van 4,0 kg.
Discuswerpen
De discuswerper is algemeen bekend als een symbool van oude Griekse spelen. Dit deel wordt in atletiek pas vanaf de junioren beoefend. Het is een kunst om de schijf na anderhalve omwenteling van de schijfring op de juiste manier weg te gooien. Techniek, kracht en een goede lichaamsbeheersing zijn voorwaarden om in deze sectie uit te blinken.
Speerwerpen
Het deel van het speerwerpen gebruikt de startbaan om snelheid te ontwikkelen voordat de speer boven het hoofd wordt gegooid. Bij het werpen van de speer moet de werper ervoor zorgen dat de speer niet te verticaal staat, maar ook niet te laag.
Dit deel wordt ook alleen door junioren beoefend. Bij de pupillen wordt er eerst met een bal geoefend. Dit is dus de voorloper van het speerwerpen. Er worden nu veel vortexballen (raketballen) gegooid.
Springen
Verspringen
Verspringen is een atletiekwedstrijd waarbij verschillende hulpmiddelen worden gebruikt: een startrun, een startbalk en een zandbak. De basis: ren zo snel als je kunt en verander die snelheidmrt een explosieve start door de lucht. Met wereldrecords van bijna 9 meter voor mannen en 8 meter voor vrouwen kun je bijna spreken van vliegende atleten.
Hoogspringen
Door de eeuwen heen zijn er veel verschillende technieken gebruikt voor hoge sprongen: schaar, voeten naar voren, westerse rol en hoogspringen. De flop, de sprong waardoor je over de lat springt, werd in 1968 geïntroduceerd met de introductie van de landingsmat. Deze techniek wordt sinds 1978 eigenlijk door alle hoogspringers gebruikt. Het wereldrecord voor mannen is 2,45 m, het wereldrecord voor vrouwen is 2,09 m.
Hinkstap sprong
Het hinkstapspringen, ook wel hinkstapspringen of hinkstapspringen genoemd, is een discipline in de atletiek. De titel beschrijft de verschillende activiteiten die de atleet achter elkaar moet uitvoeren. Na de aanloop en uitloop moet de atleet eerst op dezelfde voet landen als bij de start (jump-jump). Daarna zet de atleet een stap die hem op het tweede been moet zetten. Ten slotte maakt de atleet een sprong en landt hij in de zandbak.
Dit deel wordt vaak alleen beoefend door senior junioren. Er is tegenwoordig ook een voorloper van het hinkstapspringen, namelijk step-step-jump. Hier vervalt de sprong, maar zo kunnen jonge junioren al in ritme trainen.
Polsstokhoogspringen
Bij polsstokhoogspringen proberen ze met een flexibele stok zo hoog mogelijk over de lat te springen. De atleet valt uiteindelijk op een grote mat.
Het polsstokhoogspringen is in de loop der jaren geëvolueerd. Verbeteringen in het gebruikte materiaal verbeterden de prestaties aanzienlijk: de eerste polssticks waren gemaakt van hout, daarna bamboe, dan aluminium en nu koolstofvezel.
Polsstokhoogspringen wordt beoefend vanaf senior junioren.
Looponderdelen
Sprint
De sprint begint vanaf het startblok. Alle afstanden die starten vanaf het startblok zijn sprint. Dit geldt voor afstanden van 100 tot 400 m. Voor schoolkinderen en junioren wordt de sprint gehouden op een afstand korter dan 100 m, namelijk 40 m, 60 m en 80 m.
Bij de start zijn er drie opeenvolgende momenten om de sporter klaar te zetten: op je plaats, waar de atleten met hun blok zitten. Dan roept de starter “klaar”, waarna de atleten de startposities innemen. Beide knieën zijn van de grond en de atleten gaan rennen bij de knal van het startpistool.
Hordelopen
Bij hindernissen is het belangrijkste om het obstakel te overwinnen. Maar het is ook belangrijk dat atleten tussen horden door accelereren. Het is dus gemakkelijk als je goed kunt rennen met obstakels. Mannen overwinnen hindernissen met een hoogte van 1,07 m. Vrouwen overwinnen hindernissen met een hoogte van 0,84 m.
Hordelopen wordt beoefend vanaf de junioren.
Gemiddelde afstand
De gemiddelde afstanden zijn 800 m en 1500 m. 800 m is de kortste gemiddelde afstand in de atletiek. Op deze afstand zijn tegelijkertijd een goede basissnelheid en een goed uithoudingsvermogen vereist.
De maximale afstand voor pupillen is 1000 meter.
Lange afstand
Lange afstand is een afstand van meer dan 1500 meter. Tot 10.000 m inclusief – atletiek op het veld en op de weg. De overige afstanden boven de 10.000 m worden over de weg afgelegd.
Estafette
De estafette is het enige onderdeel van atletiek dat in teamverband wordt uitgevoerd. Net als in de sprint heeft de estafette verschillende afstanden. Het estafetteteam bestaat uit vier lopers. Het is de bedoeling van de lopers om het stokje door te geven zonder het te laten vallen. Lopers hebben ook maar 20 meter om van stokje te wisselen. Dit wordt een wisselvak genoemd.
Zevenkamp
Meerkamp is een tweedaagse wedstrijd. In twee dagen voltooiden de mannen 10 onderdelen. Vrouwen voltooien 7 delen in twee dagen. Meerkampers moeten zeer veelzijdig zijn, aangezien ze het op veel verschillende gebieden goed moeten doen.
Kamp 10 bestaat uit: hardlopen van 110 m horden, 100 m, verspringen, kogelstoten, hoogspringen 400 m, schijf, pols, speer en laatste 1500 m.
Kamp 7 bestaat uit: 100m horden, verspringen, kogelstoten, 200m hoogspringen, speerwerpen en 800m finale.